De bouwsector zit midden in een ecologische transitie en evolueert snel richting biobased materialen. Dat is positief én noodzakelijk. Maar tegelijk circuleren er steeds meer vereenvoudigde duurzaamheidsclaims die weinig te maken hebben met de onderliggende materiaalkunde. Vooral thermisch gemodificeerd hout en bamboecomposieten worden regelmatig gepresenteerd als materialen met een uitzonderlijk lange levensduur, terwijl hun werkelijke verouderingsmechanismen zelden meegenomen worden in de beoordeling. Deze blog verduidelijkt wat ‘levensduur’ werkelijk betekent, waarom onbehandeld hout een unieke natuurlijke stabiliteit bezit, wat EN 350 wél en niet beoordeelt, waarom thermisch hout en bamboecomposieten fundamenteel anders verouderen en hoe dit alles zich verhoudt tot herbruikbaarheid en EPD’s. Een compacte, maar diepgaande masterclass materiaalleer.
1. Wat betekent ‘levensduur’ eigenlijk?
Het misverstand tussen hoe een materiaal eruitziet en hoe het presteert.
Wanneer we over levensduur spreken, hebben we het eigenlijk over twee totaal verschillende zaken:
- Esthetische levensduur: Hoe een materiaal eruitziet: kleur, vergrijzing, scheurvorming, oppervlakteruwheid, visuele vormvastheid.
- Technische levensduur: Hoe materiaaleigenschappen door de tijd heen behouden blijven: buigsterkte, vezelhechting, dimensionele stabiliteit, brandreactieklasse, enz.
De technische levensduur bepaalt de functionele levensduur: hoelang een materiaal zijn prestaties werkelijk behoudt.
In de praktijk wordt ‘levensduur’ vaak selectief gebruikt.
Omdat technische degradatie niet zichtbaar is, wordt snel teruggevallen op het esthetische: “Het ziet er nog goed uit, dus het zal wel goed zijn.”
Maar een materiaal kan er visueel perfect uitzien en toch intern sterk gedegradeerd zijn.
Het onderscheid tussen esthetische en technische levensduur is essentieel om materialen realistisch te beoordelen.
2. De natuurlijke superkracht van onbehandeld hout
Oppervlakkige veroudering en interne stabiliteit.
Onbehandeld hout bestaat uit drie biopolymeren: cellulose, hemicellulose en lignine.
Samen vormen zij een intrinsiek stabiele en zelfbeschermende celwand.
Deze samenwerking is niet industrieel reproduceerbaar en geeft hout zijn unieke materiaaleigenschappen.
Bij buitentoepassing veroudert slechts een dun oppervlaktelaagje door UV en weersinvloeden.
Die oppervlakkige veroudering werkt juist als bescherming: de achterliggende celstructuur en mechanische prestaties blijven intact.
Massief hout veroudert dus hoofdzakelijk aan de buitenzijde, terwijl het intern zijn sterkte, taaiheid en stabiliteit behoudt.
Dit is precies de reden waarom onbehandeld hout na tientallen jaren vaak nog perfect technisch inzetbaar is.
Dit natuurlijke verouderingsmechanisme ligt aan de basis van EN 350.
3. Wat beoordeelt EN 350 eigenlijk?
EN 350 classificeert de biologische duurzaamheid van hout.
Meer bepaald de weerstand tegen schimmels en, in sommige regio’s, insecten.
Voor onbehandeld hout werkt dit uitstekend omdat:
- Het hoofdzakelijk oppervlakkig veroudert,
- De interne celwandstructuur stabiel blijft,
- Schimmels een realistische en relevante degradatiefactor zijn.
Bij onbehandeld hout is schimmelresistentie daarom een goede en betrouwbare levensduurindicator.
De beperking van EN 350
EN 350 beoordeelt uitsluitend biologische aantasting.
Ze is alleen voorspellend voor materialen waarvan de interne celstructuur zélf niet degradeert.
Materialen waarbij de celstructuur of matrix door fysische of chemische processen intern veroudert, hebben een totaal andere levensduurdynamiek.
Daar zegt schimmelresistentie vrijwel niets over.
Dat geldt bijvoorbeeld voor:
- Thermisch gemodificeerd hout, waar hemicellulose wordt afgebroken, lignine degradeert en microfissuren ontstaan,
- Biobased composieten (vb Bamboe) waarin vezels en harsen verouderen door spanningsopbouw en polymeredegradatie.
Bij deze materialen bepaalt kernveroudering de levensduur, niet schimmels.
EN 350 registreert dus wél schimmelgedrag, maar geeft géén inzicht in de technische levensduur van gemodificeerde of gecomponeerde materialen.
4. Wat thermische modificatie écht doet met hout
Schimmelbestendiger en vormstabieler, ja. Duurzamer, nee.
Thermische modificatie verhit hout tot 160–230°C.
Hierdoor:
- Breekt hemicellulose grotendeels af - verlies aan celwandfunctionaliteit en flexibiliteit,
- Lignine structureel verandert - crosslinking én degradatie, verlies aan taaiheid en verhoogde UV-gevoeligheid,
- Microfissuren ontstaan - interne spanningen en verminderde vezelhechting.
Het resultaat:
Het lijkt vormstabieler, maar wordt chemisch verzwakt, verliest taaiheid, wordt bros en veroudert door de volledige massa in plaats van alleen aan het oppervlak.
De intensiteit varieert per proces, maar het mechanisme is inherent: de celwandstructuur wordt onherroepelijk veranderd.
Thermische modificatie verhoogt de schimmelbestendigheid, maar doet dat door natuurlijke celwandcomponenten te reduceren.
Dat zegt niets over het behoud van mechanische of brandtechnische prestaties doorheen de tijd.
5. Waarom thermisch hout zo goed scoort in de schimmeltest
… en waarom dat een vals positief is.
De EN 113-2:2020 ofwel de schimmeltest meet massaverlies door schimmels, wat vooral neerkomt op afbraak van hemicellulose (hun belangrijkste voedingsbron).
Bij thermische modificatie wordt hemicellulose sterk gereduceerd, waardoor schimmels nauwelijks nog voeding vinden.
Het materiaal vaak goed scoort, maar dat resultaat niets zegt over structurele duurzaamheid.
De test is volledig blind voor microfissuren, chemische degradatie, verlies van taaiheid of cohesie, bros worden, delaminatie, structurele instabiliteit.
De schimmeltest toont dus enkel aan dat de voedingsbron verwijderd is — niet dat het materiaal technisch duurzaam is.
6. Biobased composieten zoals bamboe, grote verschillen met hout
De ecologische revolutie doet veel partijen zoeken naar een biobased composiet die ecologisch en duurzaam is.
Hiervoor wordt met grote interesse gekeken naar snelgroeiende vezelplanten als aantrekkelijke, hernieuwebare grondstof.
Een concreet voorbeeld zijn bijvoorbeeld geperste Bamboe.
Maar geperste bamboeplanken zijn geen hout, het zijn thermohardende composieten.
Ze bestaan uit:
- Gemodificeerde bamboevezels,
- Een thermohardende hars,
- Samengeperst onder hoge druk.
Daarmee gedragen ze zich als klassieke composieten, met degradatiemechanismen zoals:
- Scheurvorming,
- Delaminatie,
- Verlies van vezel–matrixhechting,
- UV- en vochtgedreven polymeredegradatie,
- Interne spanningsopbouw.
Omdat thermohardende harsen niet smelten of herstellen, zijn dergelijke biobased composieten niet demonteerbaar, niet herstelbaar en niet hoogwaardig herbruikbaar.
Biobased is niet hetzelfde als circulair: bamboecomposiet kan geen volwaardige nieuwe levenscycli doorlopen en is niet vergelijkbaar met massief hout.
7. Herbruikbaarheid als echte duurzaamheidsmeter
Duurzaamheid gaat niet alleen over hoe lang iets aan de gevel hangt, maar over reststerkte, betrouwbaarheid, stabiliteit, verwerkbaarheid, het vermogen om meerdere technische levenscycli te doorlopen.
Herbruikbaarheid betekent niet dat een plank kan worden losgeschroefd.
Echte herbruikbaarheid betekent dat een materiaal na demontage opnieuw een volledige technische levensduur kan dragen.
Dat kan alleen wanneer de interne celstructuur robuust en degradatiearm blijft.
Onbehandeld hout
✔ oppervlakkige veroudering
✔ interne sterkte en taaiheid blijven behouden
✔ dimensioneel betrouwbaar
✔ kan opnieuw worden ingezet in volwaardige levenscycli
Thermisch gemodificeerd hout
✘ degradeert door de volledige massa
✘ verliest taaiheid en vezelhechting
✘ veroudering stopt niet bij demontage
✘ kan geen nieuwe technische levensduur beginnen
Biobased composieten (vb Bamboe)
✘ polymeredegradatie is onomkeerbaar
✘ delaminatie en spanningsopbouw nemen toe
✘ niet herstelbaar of bewerkbaar
✘ geen nieuwe technische levensduur mogelijk
Herbruikbaarheid legt de werkelijke duurzaamheidswaarde bloot en daarop presteert onbehandeld hout aantoonbaar het best.
8. Waarom “het hangt al jaren goed aan de gevel” geen bewijs is van duurzaamheid
Het is een begrijpelijke redenering, maar technisch onjuist.
De zichtbare oppervlakte vertelt niets over de interne structuur.
- Thermisch hout en bamboecomposieten verouderen in de kern, onzichtbaar.
- Gevels worden nauwelijks mechanisch belast, dus het sterkteverlies blijft verborgen.
- Esthetische levensduur is niet hetzelfde als technische levensduur.
- Kernveroudering tast ook de brandreactieklasse aan.
- Visuele observatie is geen materiaaldiagnose.
Een materiaal dat er goed uitziet kan intern al jaren verzwakken.
9. Waarom de levensduur van klasse 1 van onbehandeld hout niet vergelijkbaar is met die van thermisch hout of composieten
Duurzaamheidsklasse 1 beschrijft de biologische duurzaamheid van onbehandeld hout.
Dat heeft alleen voorspellende waarde bij materialen die intern stabiel blijven.
Onbehandeld hout behoudt zijn prestaties dankzij oppervlakkige veroudering en een robuuste celwandstructuur.
Reststerkte en brandreactie blijven door de tijd heen consistent.
Thermisch hout en bamboecomposieten daarentegen danken hun schimmelbestendigheid aan een ingreep in de materiaalstructuur, maar hun werkelijke levensduur wordt bepaald door fysische en chemische kernveroudering.
Die tast zowel sterkte als brandtechnische prestaties aan en dat wordt niet beoordeeld door EN 350 of schimmeltests.
Daarom kunnen deze materialen niet gelijkgesteld worden aan houtsoorten met hoge natuurlijke duurzaamheid.
10. Hoe EPD’s naar levensduur kijken en waarom dat belangrijk is
EPD’s beoordelen geen werkelijke technische levensduur.
Ze rekenen met een opgegeven functionele levensduur (RSL) van 15, 25 of 50 jaar, zonder te verifiëren of een materiaal die prestaties werkelijk behoudt.
Dat betekent dat een opgegeven RSL van 50 jaar wordt in de berekening behandeld als 50 jaar prestaties.
Interne degradatie (brosheid, microfissuren, polymeredegradatie) wordt dus niet beoordeeld,
Materialen die technisch snel verouderen kunnen in EPD’s toch als 25–50 jaar functionerend verschijnen.
EPD’s zijn rekeninstrumenten, geen prestatiecertificaten.
Ze functioneren correct wanneer de opgegeven levensduur overeenkomt met de werkelijke technische levensduur.
Dat werkt voor onbehandeld hout, maar niet voor materialen met kernveroudering zoals thermisch hout en bamboecomposieten.
11. Conclusie: tijd voor een vollediger beeld van duurzaamheid
De EN 350 beoordeelt de biologische resistentie van hout of houtproducten.
De biologische resistentie is een uitstekende indicator van levensduur voor onbehandeld hout, maar niet voor gemodificeerde of composiet materialen zoals bamboe.
Onbehandeld hout behoudt zijn prestaties dankzij oppervlakkige veroudering en een stabiele interne celstructuur.
Thermisch gemodificeerd hout en bamboecomposieten verouderen intern door chemische en fysische processen die allerlei materiaaleigenschappen zoals sterkte als brandreactie aantasten.
Schimmeltesten en EPD’s geven daarom slechts een gedeeltelijk beeld van hun werkelijke prestaties doorheen de tijd.
In materiaaltechnische zin is hoogwaardige herbruikbaarheid een van de meest betrouwbare duurzaamheidsindicatoren.
Alleen materialen die hun eigenschappen behouden kunnen meerdere levenscycli doorlopen en daarop presteert onbehandeld hout als natuurproduct ontzettend sterk.
Een realistische kijk op materiaalgedrag is noodzakelijk om keuzes te maken die niet alleen ecologisch verantwoord zijn, maar ook technisch toekomstbestendig.
Literatuurlijst (verkleinde selectie)
W. Willems (2016) Glassy state of wood polymers in native and thermally
modified wood: effects on long-term material performance in service, International Wood
Products Journal,
Ya-Hui Zhang, Hong-Xia Ma, Yue Qi, Rong-Xian Zhu, Xing-Wei Li, Wen-Ji Yu & Fei Rao (2022) Study of the long-term degradation behavior of bamboe scrimber under natural weathering.
EN 350:2016 Durability of wood and wood-based products -Testing and classification of the durability to biological agents of wood and wood-based materials.
EN 113-2:2020 Durability of wood and wood-based products - Test method against wood destroying basidiomycetes - Part 2: Assessment of inherent or enhanced durability
Veronika Jancikova and Michal Jablonsky (2025) Thermal Modification of Wood - A review
Hill, Callum; Altgen, Michael; Rautkari, Lauri (2021) Thermal modification of wood - a review: Chemical changes and hygrosopicity.
Zhuohui Deng, Wenxuan Liu, Guodong Ruan, Zhaodhui Chen, Ye Chen, Wenting Ren, Fei Guo and Yan Yu (2025) Hygroscopic behavior, dimensional stability and chemical structure of bamboo after thermal treatments under dry and wet conditions
Cabezas-Romero et al. (2021) Microstructure of Thermally modified Radiata Pine Wood
Etc.
Extra inzicht:
Het onderzoek van Mikkola en Ostman ligt aan de basis van de bekende Europese CWFT tabel (EN14915).
De kernveroudering van thermisch gemodificeerd hout en biobased composieten waarover dit artikel spreekt, is de hoofdreden waarom deze materialen nooit in dergelijke CWFT tabel (EN14915) kunnen geïntegreerd worden.
Extra inzicht (2):
Allerlei onderzoeken tonen momenteel aan dat brandvertragers opmerkelijk sneller uitlogen bij gemodificeerd hout dan bij 'natuurlijk hout'.
Deze kernveroudering zal hier waarschijnlijk een oorzaak van zijn.

