De industrie is in een wedloop verwikkeld om nieuwe, lokale en ecologische materialen te ontwikkelen. Ook ik ben in die zoektocht meegegaan en heb de voorbije twee jaar gewerkt aan een veelbelovend concept: een hoogwaardig gevelmateriaal op basis van natuurlijke hennepvezels. Het ultieme doel was duidelijk: reststromen van lokale gewassen benutten om een duurzaam bouwproduct te maken. Op papier leek dit dé perfecte combinatie. Maar al snel liep ik tegen de harde realiteit aan: Het verschil tussen 'durability' en 'sustainability'. Hoe verder het onderzoek vorderde, hoe duidelijker werd dat de ecologische nadelen de voordelen volledig overschaduwen.
Het idee: van restproduct naar gevelmateriaal
Ik startte het onderzoek met het nodige enthousiasme.
Het concept leek eenvoudig en baanbrekend tegelijk: hennepvezels, al dan niet gemodificeerd, onder hoge druk en temperatuur hechten met een thermohardende hars tot een high density gevelmateriaal.
Ze zouden een vergelijkbaar concept zijn als de bamboeplanken die al op de markt aanwezig zijn, tegelijkertijd zou de basis van bamboevezels vervangen worden door een lokale, snelgroeiende vezelplant. Het ging zelfs over de reststroom van dit lokaal landbouwproduct.
De gedachtegang was aantrekkelijk.
Hennep is geen hout, maar een vezelplant die uitzonderlijk snel groeit, nauwelijks bestrijdingsmiddelen of meststoffen nodig heeft en dus een kleine ecologische voetafdruk achterlaat.
Bij de verwerking tot textielvezels blijft er een houtachtige kern over: de hennepscheven.
Precies dat restproduct zou in de toekomst ruim beschikbaar zijn.
Het leek de perfecte grondstof om uit te groeien tot een 'ecologisch' bouwmateriaal.
De realiteit: hars als onvermijdelijk probleem
Al snel bleek waar de moeilijkheid lag.
Ook al konden we het aandeel hars procentueel laten dalen door de platen zwaarder te persen, in absolute aantallen bleef de hoeveelheid erg hoog.
Zonder die hars valt er geen stabiel materiaal te maken.
Hier werd voor mij het grote semantische probleem duidelijk.
In het Nederlands gebruiken we voor alles het woord 'duurzaam'.
In het Engels maakt men terecht het onderscheid tussen 'durable' en 'sustainable', en dat is een wereld van verschil.
Met hennep en hars kan ik inderdaad een 'durable' product maken: sterk, hard, met een hoge densiteit en dus technisch gezien bestand tegen de tand des tijds.
Het lukt niet om er tegelijk ook een 'sustainable' product van te maken: ecologisch verantwoord, circulair, zonder blijvende milieu-impact dat hout kan beconcurreren.
- Recyclage is in theorie onder bijzonder moeilijke omstandigheden mogelijk, maar in de praktijk uitgesloten. Thermohardende harsen hechten onomkeerbaar aan de vezels, waardoor hergebruik hooguit tijdelijk is en recyclage nooit een volwaardige circulaire route oplevert..
- Microplastics worden onvermijdelijk: bij zagen, frezen, schuren, tijdens de veroudering van het materiaal én bij sloop.
- De realistische eindfase van het product is enkel verbranding of storten.
- Bovendien vraagt het productieproces veel energie, waardoor de ecologische balans nog verder kantelt.
Ook het idee van een “biobased” hars blijkt daarbij helaas geen silver bullet.
Het klinkt aantrekkelijk om fossiele harsen te vervangen door een plantaardige variant, maar in de praktijk verandert dat weinig aan de kern van het probleem.
Wat op papier een ecologisch en potentieel circulair product leek, werd in werkelijkheid een materiaal dat weliswaar 'durable' oogt, maar dat in termen van sustainability vandaag geen haalbare circulaire oplossing biedt en in de praktijk vooral nieuwe afval- en vervuilingsstromen creëert.
Microplastics: een sluimerend milieuprobleem
"We don't inherit the earth from our ancestors, we borrow it from our children."
De wereld houdt vandaag haar ogen grotendeels gesloten voor de microplastics-problematiek, net omdat ze zo onzichtbaar is.
Dergelijke problemen worden pas écht urgent wanneer het te laat is en de impact enorm blijkt, zoals we ook zien bij stikstof of CO₂.
Het is dus een utopie te denken dat microplastics níét bepalend zullen worden voor de regels in de bouwsector.
In dat licht zou het deontologisch fout zijn om nu volop in te zetten op bouwproducten die microplastics afgeven en in essentie enkel hout vervangen.
Mijn 'duurzaam' product van een reststroom van lokale gewassen zou in de realiteit een milieuprobleem worden van bestaande gebouwen.
Ik wil niet bijdragen aan de problemen van morgen, maar oplossingen ontwikkelen die die toekomst juist ontlasten.
Hout vs. composiet
De vergelijking tussen hout en een zogenaamd ecologisch composiet is pijnlijk duidelijk.
- Hout is de perfecte grondstof: puur natuur, hernieuwbaar, in soorten en kwaliteiten bijzonder divers, uniek in eigenschappen en ongezien ecologisch. Het is herbruikbaar in vele toepassingen, biologisch volledig afbreekbaar en kan (mits correct toegepast) een bewezen lange levensduur bereiken. Daarmee combineert hout iets wat maar zelden voorkomt: zowel durability als sustainability.
- Mijn beoogd biobased composiet bleek schijn-duurzaam: ogenschijnlijk groen, maar in werkelijkheid onherstelbaar vermengd met een thermoharder. Het gevolg: een bron van microplastics, geen realistisch afvalscenario en een product dat vooral nieuwe problemen creëert in plaats van ze op te lossen. Durability zou lukken, maar sustainability is heel erg moeilijk.
Waar hout als vanzelf de circulaire weg bewandelt, zou een hennepcomposiet enkel een nieuwe afvalberg achterlaten die we nauwelijks zullen kunnen beheersen.
De vraag drong zich op: moest ik blijven doorduwen op een project waar ik ecologisch niet achter kan staan?
Mijn conclusie
Dit was geen dromerig experiment.
Er zijn onderzoeken uitgevoerd bij universiteiten, gesprekken gevoerd met onderzoeksinstellingen, literatuurstudies gedaan, subsidietrajecten onderzocht en meerdere praktijkmensen betrokken.
Maar de conclusie was onvermijdelijk:
Dit traject leidt niet tot een duurzame oplossing, maar tot een nieuw probleem.
Daarom heb ik beslist het onderzoek stop te zetten.
Ik kan geen product lanceren dat vandaag misschien als ecologisch klinkt, maar waarvan ik nu al weet dat het morgen een bron van microplastics en afvalproblemen zal zijn.
Wanneer we dit vergelijken met hout, wordt het verschil pas echt duidelijk.
Hout produceert zichzelf, neemt CO₂ op tijdens zijn groei en legt die vast voor tientallen of zelfs honderden jaren.
Maar misschien nog belangrijker: hout is een puur natuurproduct en daardoor biologisch volledig afbreekbaar.
Waar hout in de juiste toepassing een uitstekende duurzaamheid heeft, kan het na gebruik in de natuur gewoon afbreken, zonder schade en zonder microplastics achter te laten.
Mijn beoogde composiet op basis van hennepvezels doet precies het tegenovergestelde.
Door de noodzakelijke thermohardende hars ontstaat een kunststofmatrix die niet oplost in de kringloop, maar uiteenvalt in microplastics en daarmee een probleem vormt voor bijzonder lange tijd.
Waar hout het toonbeeld blijft van echte circulariteit, blijkt mijn beoogd biobased composiet een schijnoplossing te zijn.
Een uitstekend voorbeeld waarom 'duurzaamheid' ook in het Nederlands dringend opgesplitst moet worden naar 'durability' en 'sustainability'.
Lokale vezelplanten, zoals Hennep en vlas, hebben met zekerheid een prachtige toekomst.
Maar dan vermoedelijk in hun natuurlijke vorm zonder kunstmatige bindmiddelen en waar hun intrinsieke kwaliteiten maximaal tot hun recht komen.
Hoe dieper je onderzoekt, hoe duidelijker het wordt dat de natuur het antwoord voor heel wat toepassingen eigenlijk al klaar heeft:
Natuurproducten zoals hout, vezelgewassen, etc., in al haar diversiteit, zijn en blijven een perfecte bouwmateriaal.
Hopelijk helpen deze inzichten anderen die vandaag met vergelijkbare ideeën bezig zijn.
In het beste geval kan iemand een methode vinden die de problemen van hars en microplastics weet te vermijden.
Maar zolang dat niet het geval is, blijft de eerlijkste conclusie: Mijn onderzoek naar een biobased hennepcomposiet heeft eigenlijk geen toekomst.

